Taaltest Nederlands
De Taaltest Nederlands geeft een indicatie van het algemene Nederlandse taalniveau van kandidaten. De test is echter ook te gebruiken om een indicatie te krijgen van mogelijke taalachterstand bij personen die Nederlands wel als moedertaal hebben geleerd en of kandidaten voldoende Nederlandse taalkennis hebben om een psychologische test in de Nederlandse taal te kunnen maken.
Neem voor meer informatie contact op met NOA, 020-5040800 of mail naar: info@noa-vu.nl.
Achtergrond
De NOA Taaltest Nederlands is ontwikkeld om in korte tijd (15 minuten) een indicatie te verkrijgen van het algemene Nederlandse taalniveau van kandidaten. De primaire doelgroep wordt gevormd door personen die Nederlands niet als moedertaal hebben en waarvoor Nederlands als tweede of derde taal gezien kan worden. De test is echter ook te gebruiken om een indicatie te krijgen van mogelijke taalachterstanden bij personen die Nederlands wel als moedertaal hebben geleerd.
De test kan daarnaast gebruikt worden om te onderzoeken of een kandidaat over voldoende Nederlandse taalvaardigheid beschikt om de Multiculturele Capaciteiten Test (MCT-M/MCT-H, Bleichrodt & Van den Berg) te kunnen afnemen. De test wordt dan gebruikt als voortest voorafgaand aan de MCT afname.
Voor een verdergaande diagnose van het Nederlandse taalniveau, bijvoorbeeld voor het adviseren over de inhoud van een taalscholingsprogramma, wordt geadviseerd de vier aspecten van taalvaardigheid (spreken, luisteren, lezen en schrijven) afzonderlijk te meten. Voor deze verdergaande taaldiagnose zijn specifieke taaltests in de handel.
Inhoud
De test bestaat uit een aantal stukken tekst waaruit delen van woorden zijn weggelaten. In de tekst is ieder tweede woord voor de helft weggelaten. De kandidaat moet de woorden aanvullen, zodat een logisch verhaal ontstaat. De afgebroken woorden moeten worden aangevuld met evenveel letters of met één letter meer dan er al staan.
In totaal gaat het om vier stukken tekst met elk twintig afgebroken woorden. De moeilijkheidsgraad van de woorden neemt in de teksten steeds verder toe.
Hieronder volgen twee voorbeelden. Voorbeelden:
- Hij lo…. over d…
- Z… luistert na… de ra… .
Het goede antwoord van voorbeeld 1. is: 'Hij loopt over de weg' en van voorbeeld 2. is: 'Zij luistert naar de radio'.
Betekenis en interpretatie
Om een beeld te krijgen van de betekenis van de scores op de NOA Taaltest Nederlands voor het NT2, ERK (Europees Referentie kader) en F niveau kan de volgende tabel worden gehanteerd:
Score NOA Taaltest |
NT2 niveau |
ERK-niveau |
F-niveau |
<=29 |
0-1 |
A1-* |
|
30-49 |
tussen 1 en 2 |
A1 |
|
50-59 |
2 |
A2** |
1F |
60-69 |
3 |
B1 |
2F |
70-76 |
4 |
B2 |
3F |
>=77 |
5 |
C1 |
4F |
* Het oude niveau 0; wel gealfabetiseerd
** Het oude NT2-2 niveau is iets hoger dan A2
De niveaus 5/C1/4F zijn hierbij vergelijkbaar met het niveau van moedertaalsprekers.
Het Europees Referentie kader (ERK) is ontwikkeld door de Raad van Europa en is bedoeld om in alle Europese landen een zelfde taalniveau-indelingssysteem te kunnen hanteren.
De F indeling is een referentiekader voor het hele onderwijs (van de basisschool tot het hoger onderwijs).
1F : basisgebruiker
2F, 3F : onafhankelijk gebruiker
4F : vaardig gebruiker
Beschrijving van de ERK niveaus
A1
U kunt een eenvoudig gesprek voeren, over bekende onderwerpen, als de gesprekspartner bereid is om langzaam te spreken, dingen te herhalen en u helpt bij het formuleren van wat u probeert te zeggen. U kunt eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over zeer vertrouwde onderwerpen.
A2
U kunt eenvoudige dialogen voeren, eenvoudige en directe informatie uitwisselen over vertrouwde onderwerpen en activiteiten. U kunt korte sociale gesprekken voeren over familie en hobby’s, maar u begrijpt meestal niet genoeg om het gesprek zelf gaande te houden. U kunt in eenvoudige bewoordingen vertellen over uw familie, opleiding, woonplaats, huidige werkkring.
B1
U kunt zich in de meest voorkomende situaties redden wanneer u in het land bent van de doeltaal. U kunt onvoorbereid deelnemen aan gesprekken over vertrouwde onderwerpen en het dagelijkse leven (familie, hobby’s, werk, reizen, actuele gebeurtenissen). U kunt zinnen op een eenvoudige manier met elkaar verbinden, zodat u ervaringen, gebeurtenissen, uw dromen, hoop en ambities kunt beschrijven. U kunt in het kort redenen en verklaringen geven voor uw meningen en ideeën. U kunt een verhaal vertellen, de plot van een boek of film en uw mening erover geven.
B2
U kunt op een vloeiende manier deelnemen aan gesprekken met moedertaalsprekers. U kunt een actieve rol spelen in discussies over bekende thema’s en uw mening geven. U kunt een duidelijke, gedetailleerde beschrijving geven over een breed scala van onderwerpen gerelateerd aan uw interessegebieden.
C1
U kunt zich vloeiend uitdrukken zonder al te veel te moeten zoeken naar uitdrukkingen. U kunt de taal flexibel en effectief gebruiken op sociaal en professioneel gebied. U kunt ideeën en meningen accuraat verwoorden en op een vaardige manier een bijdrage leveren aan een gesprek.
C2
U heeft geen enkele moeite om deel te nemen aan wat voor gesprek dan ook. U beheerst vaste uitdrukkingen en zegswijzen en kunt uzelf vloeiend uitdrukken. U kunt nuanceverschillen in meningen weergeven en kunt eventuele problemen zodanig maskeren, dat ze niet opvallen. U kunt een duidelijke beschrijving of argumentatie geven, passend bij de context en met een logische structuur nieuwe inzichten of aandachtspunten aan de orde brengen.